Cuenca, Ecuador
De receptionist van het hotel kijkt slaperig uit zijn ogen als we op een zondag namiddag de lobby binnen stappen.
Het hotel ziet er net zo slaperig uit. En laat sporen zien van ver vergane glorie.
De man dooft zijn sigaret in een volle asbak. Hij lijkt weggelopen te zijn uit een jaren zestig gangsterfilm. Het vaalbruine pak en de witte blouse met openstaande kraag staan hem goed. Op één of andere manier voelen ons hier direct thuis.

We zijn neergestreken in Cuenca, een stad in het zuiden van Ecuador, Zuid–Amerika.
De kamer op de 4e verdieping voldoet aan de verwachting van $21 per nacht inclusief ontbijt. Her en der hangt een los stopcontact. De schemerlamp is uit grootmoeders tijd, de vloerbedekking doet pijn aan de ogen en één zijkant van de wc pot zit op 2 centimeter van de muur. Hoe je daar op moet zitten zullen we gaan ontdekken. De paardendekens op het bed voorspellen koude nachten.
Het uitzicht vanaf een klein balkonnetje dringt mogelijke toekomstige ongemakken al snel naar de achtergrond.
We zien de vallei in de verte, diverse kerktorens om ons heen en een kleurrijk pleintje recht onder ons. Uit de naastgelegen kerk klinkt magisch gezang.

De volgende dag is het druk op het pleintje. Moeders brengen hun zelf gemaakte etenswaren aan de man.

We zien veel van deze mannen over het plein drentelen. Op zoek naar werk.

Als er een pick-up truck het plein op komt rijden vliegen alle mannen er direct op af.
Er wordt volop gepraat. Na enige tijd blijven er enkele mannen achter in de open laadbak. De truck verlaat het plein. De rest blijft achter, wachtend op
een volgende kans.
Inmiddels constateren wij dat als je een zaag dan wel waterpas kunt laten zien, dit je kans op arbeid behoorlijk doet verhogen.

Bij hoge nood plassen de mannen achter een halfhoog muurtje. Het deert niemand dat deze plek precies in ons blikveld ligt.
Gelukkig hebben wij geen timmermansoog.